De bestorming van Ceuta en Melilla

Ondanks een lange traditie van militante clichés zou het verkeerd zijn om te blijven praten over ‘Fort Europa’. De uitdrukking is gemeengoed, maar ze doet vergeten dat de rijke buitenlanders geen probleem hebben om toegang tot Europa te krijgen. Ze verbergt bovenal het feit dat het continent een gebied blijft van legale of gelegaliseerde immigratie, zoals het altijd is geweest, in functie van de nood aan arbeidskrachten. De toenemende kloof tussen de immigranten gekozen op basis van nationaliteit, quota’s of overlevingsperiode voor de regularisatie en al diegenen die blijven aankomen zonder toestemming te vragen heeft vaak tot deze vereenvouding kunnen leiden.

De twee Spaanse enclaves van Ceuta en Melilla in Marokko vormen één van de enige landwegen om Europa te bereiken. De Middellandse Zee is één van de grootste Europese begraafplaatsen met haar aantal verdronken vluchtelingen op weg naar Italië (Lampedusa en Sicilië), Spanje (de zeestraat van Gibraltar, de Canarische eilanden), maar ook naar Cyprus of Malta. Toch heeft deze grens lange tijd het voordeel gehad een goedkope en zekere toegang te zijn, waarvoor zelforganisatie en vastberadenheid volstonden.

Pas in 1998 bouwde de stad Melilla, 65.000 inwoners, een specifiek gesloten centrum, CETI (Centro de Estancia Temporal de Inmigrantes). Half-open maar met onbeperkte opsluitingsduur, tegenover een vaste periode van 40 dagen in de tien andere deportatiekampen, de CEI (Centro de Internamiento de Extranjeros), die gebouwd werden vanaf 1985. La Granja, medebeheerd door het Rode Kruis en de vereniging Maria Immaculada, heeft een capaciteit van 250 plaatsen en doet dienst als schiftingscentrum tussen diegenen die opnieuw vrijgelaten zullen worden in een Spaanse stad op het vasteland met een uitzettingsbevel, en alle anderen, teruggezonden per boot of vliegtuig. In hetzelfde jaar werd ook een metalen hek rond de stad opgericht, naar het voorbeeld van Ceuta een jaar eerder. Sinds 1994 blijven de oversteken met boten van “subsaharen” vanuit Marokko (Sidi Ifni, El Aaiun, Dajla) naar enerzijds de Canarische eilanden en anderzijds het zuiden van Spanje (Cadiz, Malaga, Almeria) immers toenemen. Gelijktijdig nemen ook de aanvallen toe, alleen of in kleine groepen, op de landelijke grens richting Ceuta en Melilla.

Vanaf 2005 raakt alles niettemin in een stroomversnelling op dat vlak. Duizenden migranten - misschien beu om te wachten op een geslaagde oversteek tegen 1500 dollars voor de smokkelaars (de technologische en menselijke bewaking van de zeewegen is sterk toegenomen), op het einde van de vermogens (beroofd door de politie, afgeperst door de maffia, opgesloten en ineengeslagen in de Marokkaanse of Libische gevangenissen na elke mislukking) of gewoon armer - starten dus massale golven aanvallen om de toegang te forceren tot de zone die de doorgang naar de twee Spaanse enclaves vormt. We richten ons hier op de aanvallen van dat jaar in het bijzonder, niet omdat ze meer gemediatiseerd werden als gevolg van de doden die ze hebben veroorzaakt, maar omdat verscheidene migranten achteraf in staat waren hun avontuur te vertellen, en vooral omdat deze ervaring van zelforganisatie en vastberadenheid die de slachtofferrollen doorbreekt elk individu aanbelangt die de vrijheid en de woede in zich draagt.

De goede Spaans-Marokkaanse verstandhouding

De grens, meer dan 8 kilometer lang in Ceuta en 10 in Melilla, is beschermd door een dubbele omheining in versterkt staal (tegen de kniptangen), tussen 3 en 6 meter hoog afhankelijk van de plaats, de Valla. Ze bevat een dertigtal bewakingstorens, warmtecamera’s en detectieapparatuur met infrarood. Eénmaal de eerste omheining met bovenaan prikkeldraad overwonnen, moet je in de tussenruimte springen en proberen om één van de zeldzame deuren te forceren ofwel de tweede omheining te beklimmen. In Melilla moet je nog lopen en je verbergen voor je het centrum van de stad bereikt waar slechts één instelling de asielaanvragen registreert. Alle anderen worden onverbiddelijk teruggebracht naar de Marokkaanse overheid na de gewoonlijke afranseling. De Spaanse bewakers zijn uitgerust met rubberkogels die veel schade aanrichten, en beschikken daarenboven over een goede motivatie om er gebruik van te maken: een bonus van 500 tot 800 euro per maand om deze functie te bekleden.

Het gehele veiligheidsapparaat, op het land maar ook op zee, wordt SIVE (Geïntegreerd systeem van externe waakzaamheid) genoemd. Opgericht in 1998 en operationeel geworden in augustus 2002 langs Algésiras, aan de monding van de zeestraat van Gibraltar. Daarna werd SIVE uitgebreid naar Malaga en het eiland Fuerteventura (Canarische eilanden) in december 2003, Cadiz en Granada in november 2004, dan Ceuta, Melilla en Lanzarote (Canarische eilanden) in januari 2005. En tenslotte Tenerife, La Gomera, El Hierro, Valencia, Alicante, Murcia en Ibiza in 2007. In Cadiz bevindt zich El Mando, het operationneel centrum van de Guardia Civil die SIVE beheert. Oorspronkelijk was het een controlesysteem dat zich uitsluitend op het land richtte; later werd het een complex apparaat dat op hetzelfde moment videobanden, satelietverbindingen, radars, warmte- en infraroodcamera’s, automatische nummerplaatlezers en hartslagdetectors in de havens samenbrengt, dat alles ondersteunt door snelle interventie-eenheden zoals de speedboten en helikopters uitgerust met hulpmiddelen voor nachtelijk gebruik. De invloedssfeer van SIVE omhelst, volgens de aangenomen teksten in Brussel in november 2003 over de controlecentra van migratiestromen uit het Zuiden, alle wateren van Portugal, van Frankrijk en van Italië (Marokka, Algerije en Tunesië inbegrepen of ze dat nu willen of niet). De tweede SIVE, gevestigd in Griekenland, moet nog opgericht worden in het licht van de tweede route voor de handel in koopwaren (menselijk of materieel) die gebruikt wordt in de Balkan, Turkije, Egypte en Libië. Eén van de twee bedrijven die SIVE heeft geïnstalleerd, Amper, exporteerde hun systeem al naar Servië en de Russisch-Letse grens, terwijl het andere, Indra, het uitgevoerde naar Hong Kong.

Marokko bevindt zich dus tegenover een waar Europees bewakingsschild voor de Middellandse Zee door haar grens met Ceuta en Melilla (en de verscheidene gedeelde eilanden in de zeestraat), en neemt zo de functie van externe politie op zich. In 1999 werd dit land al aangeduid door de Europese Unie als prioritair om actieplannen uit te werken om de migranten te stoppen (naast Albanië, Somalië en Afghanistan). In november 2003 werd een wet aangenomen “inzake de aankomst en het verblijf van buitenlanders in Marokko en inzake onregelmatige immigratie en emigratie” en riep daarmee met name het misdrijf van illegale emigratie in het leven (artikel 50 tot 52, dat tot 20 jaar gevangenisstraf voorziet). In ruil voor dit soort wetten en kampen maakt de Europese Unie haar “ontwikkelingshulp” en haar “medewerking” ten gelde, een handel waarin Libië wedijvert met Marokko voor Noord-Afrika. Het programma van Den Haag (november 2004) bekrachtigde deze nauwe link tussen (anti)migratie beleid en alle soorten subsidies officieel voor vijf jaar.
Het ontbreken van geldige documenten was lange tijd slechts een administratief misdrijf en werd een strafrechterlijk misdrijf op zich voor de immigranten in Europa. Staten als Marokko, naar het voorbeeld van het oude Oostblok, zijn op dit moment bezig met het instellen van het strafrechterlijke misdrijf voor emigratie uit Afrika. Ze stellen nog eens duidelijk dat de individuen hen toebehoren (en niet omgekeerd), en dat zij niet hun grondgebied kunnen verlaten wanneer ze het wensen. Naar Marokkaans voorbeeld ondertekende Mauretanië een overeenkomst met Spanje met het oog op het opzetten van een militair kamp in Nouadhibou om er kandidaten voor uitwijzing van het eigen land in op te sluiten. Senegal sloot een gelijkaardig akkoord…

Voor 2004 spreken de officiële bronnen over 55.000 beklimmingen door individuen of kleine groepen enkel voor de omheining van Melilla. Deze Marokkaanse cijfers zijn zeker opgeblazen om de doeltreffendheid van de lokale politie te bewijzen en vooral om druk uit te oefenen op de Europese subsidies door onophoudelijk nieuwe financiëringsbehoeften ter sprake te brengen; niettemin getuigen ze van een reële mensenstroom die al lang niet meer verwaarloosbaar was. In 2004 vond er een versnelling van de Spaans-Marokkaanse toenadering plaats. De relatie tussen beide landen was zwaar bekoeld na het conflict over het eiland Leila-Perejil in juli 2002. In februari 2004 werden akkoorden gesloten over de repatriëring van bannelingen komende van onder de Sahara; in april vond het eerste officiële buitenlandse bezoek van Zapatero plaats; in oktober werd extra hulp van 950 000 euro (bovenop de beloofde 70 miljoen) aangekondigd; in januari 2005 werd de SIVE aan Marokkaanse zijde bij de grens met Algerije uitgebreid; in februari werd Marokko lid van de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie, die de terugkeerhulp beheert); in juli werd een akkoord met de Europese Unie getekend over de visvangst die sinds 2001 bevrozen was. Het spreekt voor zich dat één van de compensaties de Marokkaanse politiek tegen immigranten was, en in het bijzonder in verband met Ceuta en Melilla.

Klopjachten en opvoering van de politiedruk

Deze steden bieden aan bannelingen een bijzonder aspect: ze zijn allen omringd door bergen en bossen. Op de berg Gourougou, in het bos rondom de stad Nador die uitsteekt boven Melilla en in het bos van Ben Younech ten noorden van Melilla worden informele kampplaatsen opgebouwd. Van 12 tot 14 januari 2005, drie dagen voor het bezoek van koning Juan Carlos, ontmantelen zo’n 1200 leden van de Marokkaanse ordetroepen met behulp van 25 militaire voertuigen en 3 helikopters de informele kampplaatsen van Gourougou. Tientallen migranten worden gearresteerd. In februari wordt het bos van Bel Younech omsingeld en belegerd. De belangrijkste waterbron aan de rand van het bos wordt afgesloten. In mei vinden meerdere klopjachten plaats in de omgeving om uitgehongerde vluchtelingen op te pakken die heen-en-terug proberen te geraken vanuit het bos naar de dorpen die op zo’n tien kilometer afstand liggen (zoals Fnidq) om zich te bevoorraden. Sommige vluchtelingen proberen zelfs tot bij de gemeentelijke stortplaats van Nador te geraken. Op 5 juli wordt de kampplaats zelf uitgekamd.
De vluchtelingen worden de omliggende bergen ingejaagd, verbergen zich in grotten of geïmproviseerde holen of verschuilen zich in nabijgelegen dorpen. Een deel van de migranten begint zich te reorganiseren langs de zijde van Melilla. Op 29 augustus proberen zo’n 300 onder hen vanuit de berg Gourougou een aanval tegen de omheiningen. Ze worden teruggedreven met rubberkogels. Een kleine groep wordt omsingeld door de Guardia Civil en bijzonder zwaar in elkaar geslagen. Vele migranten raken zwaargewond en er valt één dode (een Kameroenees die overlijdt na een nierbloeding). Ondanks de collectieve mislukking volgen er nog pogingen (zoals op 8 en 15 september) langs de kant van Melilla, maar dan in kleinere groepen zoals vroeger. Terwijl lokale kranten een racistische campagne beginnen (Le Matin en daarna Ashamal die spreken over “die mensen daar” die “overal vervuilen” of over “de zwarte krekels” die het land binnenvallen) verhoogt de Marokkaanse politie de druk en gaat over tot grote razzia’s: op 7 september in het noorden van het land en op 27 september in de volkswijken van Rabat, Casablanca, Tanger en Fès (1100 arrestaties).

Van zelforganisatie…

Naast deze omvangrijke operaties die technisch gezien beperkt en tijdelijk zijn, brengt de naderende winter, de druk van de politierazzia’s in de steden en in de bossen en een goede dosis woede vele vluchtelingen ertoe zich snel opnieuw in de bossen te verschuilen die aan het begin van het jaar verloren gingen, maar ook om zich daar voor te bereiden op nieuwe aanvalsgolven die ditmaal massaal en vastberaden zullen zijn.

Volgens verschillende getuigenissen geschiedt de zelforganisatie evengoed naargelang nationaliteiten en talen als naargelang netwerken van 10-15 personen die gevormd werden tijdens de zwerftochten die vaak meerdere jaren duren. Vele groepen kiezen een woordvoerder of chairman (voor de Engelstaligen) die vaak diegenen zijn die het eerst aangekomen zijn – sommigen leefden al meer dan een jaar in het bos. De coördinatie tussen de groepen of gemeenschappen gaat over de verschillende materiële aspecten van de kampplaatsen: geïmproviseerde collectieve toiletten en afvalverwerking (om de vermenigvuldiging van ziektes en epidemieën te vermijden), bouw van collectieve precaire woonsten die “ghetto’s” genoemd worden, teams van eerste-hulpverleners om zieken of de gewonden te verzorgen die ’s avonds terugkeren na discrete pogingen om de grens over te steken (gebroken benen, diepe snijwonden). Deze teams worden soms geholpen door onregelmatige contacten met één of andere NGO om medicijnen te bekomen. In verband met de onderlinge conflicten hebben vele getuigenissen het over de aanwezigheid van ‘wijzen’ of interne ‘blauwhelmen’ die ingericht werden vanaf juni na de groeiende interne spanningen ten gevolge van de politiedruk.
De eerste massale aanvallen beginnen in augustus in Melilla vanuit de berg Gourougou. Het was een mislukking, maar ze veroorzaken vele heen-en-terugreizen van Bel Younech (Ceuta) naar Gourougou (Melilla) en provoceren een waar proces van collectieve reflectie (informele vergaderingen en assemblées) die ondanks alles uitlopen op een voortzetting van dezelfde modus operandi, maar ook op een brede technische coördinatie: constructie van vele artisanale ladders uit hout en rubber die tot tien meter lang zijn, bevoorrading van handschoenen en dergelijke voor honderden personen, keuze van een deel van de omheining tot 50 meter lang in functie van de hoogte van de hekkens en de bewaking, organisatie in aanvalsgroepen en oproepen aan migranten uit zones die verderweg van het bos liggen. De getuigenissen spreken ook over andere thema’s die bediscussieerd werden tijdens een tweedaagse in Bel Younech zoals de deelname van vrouwen (wat uiteindelijk ook geschiedde) of de concurrentie tussen verschillende chairmans die zonder twijfel meer verlangden hun beetje macht te bewaren dan te zien dat hun bos zich voor eens en voor altijd leegde. Deze interne hergroeperingen tonen ook de komst van meer vastberaden individuen, voor wie de vrijheid uit de Marokkaanse val en de droom van het Europese eldorado sterker zijn dan de broze bemiddelingen die ingesteld worden om het overleven te beheren. Het zijn zij die de aanvalsgroepen zullen leiden en die de eerste zullen zijn om de kogels van de Guardia Civil om hun oren te horen fluiten.

… naar massale aanvallen

Een maand na de mislukking van 28 augustus 2005 in Melilla vallen zo’n 800 migranten in twee tijden de grens aan in de nacht van 27 op 28 september. Zo’n 300 mensen slagen erin. Deze geslaagde aanval geeft vleugels aan de migranten van Ceuta en versterkt de collectieve vastberadenheid.
De avond voor de opening van de Spaans-Marokkaanse top in Sevilla (van 28 op 29 september rond 23u), als een kaakslag in het gezicht van de machtigen die wel in staat zijn om hun belangen te verdedigen, pakken zo’n 500 migranten vanuit het bos van Bel Younech hun zakken. Om 1u trekken ze colonnegewijs op naar Ceuta. Rond 3u komen ze aan bij de omheining, net daar waar die slechts drie meter hoog is. De eerste van de vijf groepen brengt de ladders in stelling en iedereen volgt. De Marokkaanse militairen die gewaarschuwd worden door hun honden schieten onmiddellijk met scherp. Er vallen direct twee doden en velen raken gewond. Onder het verblindende licht van de spots die de hele omgeving verlichten, schiet de tweede groep op haar beurt in actie en valt de omheining en vervolgens de rollen prikkeldraad aan, maar ze worden al opgewacht door bewakers die hen naar beneden duwen en hen in elkaar begin slagen met hun matrakken. De vluchtelingen van de twee groepen lopen in de nauwe gang tussen de twee omheiningen op zoek naar een doorgang zonder opnieuw te moeten klimmen. Ze worden als konijnen beschoten door de Spanjaarden. De Guardia Civil blokkeert met haar wagens snel de poorten van de tweede omheining. Ze smijten traangas en schieten met rubberkogels op diegenen die de omheining beklimmen. Drie mensen worden daar afgemaakt, maar dat verhindert niet dat de massa doordringt. Andere Spaanse militairen beginnen vanuit Marokkaanse zijde in de massa te schieten om de aarzelende laatste drie groepen te ontmoedigen. Zo’n 225 mensen dringen Ceuta binnen. Ze worden omsingeld en verzetten zich tegen de belofte om hen naar de stad te brengen (waar ze een asielaanvraag kunnen indienen). Rond 4u ’s ochtends komen er anti-oproereenheden aan die alle vluchtelingen in elkaar rammen. Daarna worden ze overgeleverd aan de Marokkaanse autoriteiten.
Tegenover deze aanvallen die van zich doen spreken en de vijf doden die een top verpesten die tot doel had om het succes van de gemeenschappelijke inspanningen van beide landen te onderlijnen, worden onmiddellijk versterkingen gezonden naar de grens. In het totaal zijn er nu 1600 bewakers aan Marokkaanse zijde en 480 Spaanse militairen, bovenop de extra technische middelen zoals de 130 infrarood-detectieapparaten. Terwijl de Marokkaanse autoriteiten de razzia’s vermenigvuldigen, verklaart de veiligheidssecretaris van de Spaanse Staat Antonio Carnacho: “als deze lawine’s blijven doorgaan, zal het moeilijk zijn om er het hoofd aan te bieden en ik sluit geen ongewilde situaties uit.” Met andere woorden, diegenen die hun arbeidskrachten aan lage prijzen komen verkopen van dichtbij afknallen. Nochtans weet iedereen dat eens ontketend, zo’n collectieve vastberadenheid, gesmeed in de loop van maanden van lijden, verzet en teleurgestelde hoop, niet zo makkelijk kan gebroken worden door dwang.

Een week vol hoop

Ondanks dit hele arsenaal trekken nog geen week later opnieuw 650 migranten op naar de grens van Melilla op drie oktober rond 5u ’s morgens. Deze keer wordt een omheining van zes meter hoog beklommen met zelfgemaakte ladders. Zo’n 300 slagen erin om binnen te dringen in Melilla, maar het aantal gewonden (die zich gesneden hebben aan de prikkeldraad, die in elkaar geslagen werden met matrakken, die geraakt werden door projectielen of spervuur) is aanzienlijk: 135, waarvan 5 zwaargewond. Zeven politieagenten en militairen raken gewond tijdens de aanval, vaak door stenen. Een deel van de metalen omheining werd neergehaald. Als represaille belooft de Marokkaanse Staat om een gracht van 3 meter diep te graven rondom Ceuta. Kort daarop vindt een klopjacht plaats in het bos van Bel Younech. De kampplaatsen worden in brand gestoken en er worden militaire posten opgericht om de 100 meter. Er worden ook permanente patrouilles per jeep ingesteld. 130 migranten worden aangehouden. Nabij Melilla is het een ander paar mouwen omdat de berg Gourougou de vluchtelingen veel bescherming biedt…

Op 5 oktober, voor de vijfde maal in acht dagen, vallen 500 personen verdeeld in twee groepen de gemilitariseerde infrastructuur van Melilla aan op één van de laatste punten waar de omheining nog ‘slechts’ 3 meter hoog is. Het gevecht is brutaal, maar zo’n 65 migranten slagen erin om Melilla binnen te dringen. Tijdens de aanval wordt een militaire jeep omgekieperd en een Spaanse Guardia Civil raakt gewond. Twee nieuwe anti-oproereenheden van de Guardia Civil worden onmiddellijk ter versterking gestuurd terwijl Zapatero de bouw van een derde “ultragesofisticeerde”, “onoverwinbare” en… “onschadelijke” omheining aankondigt. Hij vraagt hulp aan de Europese Unie en bekomt een belofte van 40 miljoen euro voor Marokko in ruil voor de toelating tot haar grondgebied van alle illegalen die via Marokko Spanje zijn binnengekomen (in feite hetzelfde protocol dat de landen van de Schengenruimte onderling toepassen), volgens een akkoord uit 1992 dat slechts zelden toegepast werd.
Op 6 oktober vindt rond 3u ’s morgens een laatste massale aanval plaats tegen de grens van Melilla ter hoogte van Rostrogordo. De pers spreekt eerst van 1500 mensen, een ongeloofwaardig cijfer gezien de intense controle in de vertrekzone’s, de grootschalige razzia’s (85 arrestaties de avond ervoor en 134 de dag ervoor in Nador) en de arrestaties tijdens de voorbije pogingen. Ze waren waarschijnlijk met zo’n 500 mensen, zoals de laatste keer. Ditmaal slaagt niemand erin om binnen te dringen. Nog eens vijf vluchtelingen worden afgemaakt door de ordetroepen (17 in het totaal aan dit stuk grens sinds het begin van de zomer). Alle Marokkaanse en Spaanse troepen stonden hen op te wachten aan de hekken. Het was een slachting. Over de laatste tragische nacht kwamen maar weinig berichten naar buiten, slechts het aantal vermoorden werd vermeld. Juan José Imbronda, de gouverneur van Melilla, stelde er zich mee tevreden op een privé-radio te verklaren: “De Marokkaanse troepen hebben meegewerkt, dat is wat we verwacht hadden.”

Massadeportaties

Spanje organiseerde snel de deportatie naar Marokka van al diegenen die deze zo symbolische aardgrens overgestoken hadden (het merendeel van sans-papiers komt Europa immers binnen via de havens en luchthavens). Ze worden gedeporteerd via Malaga en Algesiras met uitzondering van een groep van 140 personen. Velen werden daarna in konvooi teruggevoerd naar Oujda aan de Algerijnse grens door het Bureau voor Internationale Migratie en de Internationale Federatie van het Rode Kruis. Vandaaruit vertrokken verschillende chartervluchten: zes vliegtuigen met 140 uitgewezenen naar Senegal van 10 tot 12 oktober door Royal Air Maroc, een Boeing 747 met 400 uitgewezenen op 11 oktober naar Mali gevolgd door een tweede vliegtuig met 200 personen. 2400 andere Afrikanen (Congolezen, Ivorianen, Guineanen, Gambianen,…) worden vanaf begin oktober per bus gedeporteerd naar de Westelijke Sahara, in de grenswoestijn met Mauretanië en Algerije.
Op 9 oktober raakt een mini-schandaal bekend wanneer 500 uitgewezenen in een konvooi met 13 bussen teruggevonden worden in de zone van Bouarfa (aan de grens met Algerije) waar ze enkele dagen tevoren gedumpt waren zonder water of voedsel. Ze worden gevangengezet op de militaire basis van Taouima en Berden (nabij Guelmim). Daar, ondanks of misschien omwille van de onmenselijke omstandigheden die de militairen opleggen, strijden ze verder met een hongerstaking en eisen hun vrijlating. Na anderhalve maand opsluiting worden ze allen uitgewezen naar het land van herkomst (Senegal, Mali, Kameroen, Guinea, Gambia,…) of naar Algerijnse kampen. Begin december vinden er in Algerije grootschalige razzia’s plaats. De Algerijnse vluchtelingenkampen zoals dat van Maghnia (grensstad tegenover Oujda) worden leeggemaakt: de Algerijnse Staat deporteert op haar beurt een aantal vluchtelingen naar de woestijn, nabij de grens met Mali.

Alles gaat verder…

Het is overbodig om te zeggen dat het wegduwen van de grens niets veranderd heeft tenzij dan het aantal doden. De pateras (bootvluchtelingen) vertrekken nu alsmaar meer vanuit Mauretanië en Senegal naar de Canarische Eilanden dan vanuit Marokko. Als ze vanuit Marokko vertrekken, dan vertrekken ze gewoon eerder vanuit El Ayoune dan vanuit Ceuta. De migranten die tot in Marokko geraken en willen oversteken naar Europa hebben zich vanuit het bos van de berg Gourougou teruggetrokken naar het bos van Mariwari nabij Nador. Het enige wat niet verplaatst is, zijn de lichten van de Spaanse stad die ondanks de versteviging van de grens vluchtelingen blijven aantrekken (In de eerste 5 maanden van 2008 werden in Marokko 960 vluchtelingen gearresteerd).
Die versteviging van de grens bestaat momenteel uit een eerste systeem van mobiele piketten om te verhinderen dat de aanvallers ladders kunnen plaatsen, gevolgd door een warboel van kabels en touwen tussen de 6 en 12mm dik die zich opspannen met het gewicht van de aanvallers om hen vast te zetten. De eerste omheining beschikt over een alarmsysteem en verspreiders van traangas op basis van peper. Een alarm schakelt ook erg krachtige spots aan die om de 125 meter geplaatst zijn. Daarenboven zijn er verschillende radars en bewegingsdetectoren. Er zijn 17 controletorens voor een grensstuk van amper een tiental kilometer. In de zomer van 2006 werd het technologische speeltje dat MIR (Radicale Intelligente Muur) noemt, geplaatst. De kostprijs was 20 miljoen euro. Het vuile werk wordt overgelaten aan de Marokkaanse overheid die om de 100 meter een militaire post opgericht hebben vanwaaruit ze patrouilleren met machinegeweren in de hand en met honden. Alles betaald met Europese fondsen.

We hadden het hierbij kunnen houden met de overheersing die de overhand haalt in deze episode van de sociale oorlog mocht er niet recent nieuws gekomen zijn dat ons eraan herinnert dat de geschiedenis geen tijdelijke continuum is met een voorbij verleden en een eeuwig heden, maar net met sprongen vooruitgaat. Deze strijden van vluchtelingen op basis van zelforganisatie, solidariteit en moed hadden hun einde kunnen kennen aan het begin van de zomer van 2005. Maar…
Op 21 en 22 juni 2008 vinden opnieuw twee massale aanvallen plaats waarbij vluchtelingen Melilla kunnen binnendringen. De aanval van juli 2006 waarbij de grenspost van Beni-Asnar (vlakbij Nador) direct aangevallen werd en één aanvaller het leven liet, werd herhaald. Op 21 juni rond 4u30 vallen zo’n 70 vluchtelingen de bewakers aan met stenen en stokken. Als een compacte groep overrompelen ze de Marokkaanse en Spaanse bewakers (drie raken gewond). Een vijftigtal slaagt erin de grens over te steken waarop een grootschalige klopjacht volgt. Sommigen worden teruggevonden in de bomen of onder auto’s. Alle gearresteerden worden opgesloten in een gesloten centrum, de volgende etape naar een mogelijke vrijlating in de straten van het continent. De avond nadien wordt de aanval herhaald door een kleinere groep die profiteren van de penalties van de kwartfinale van Euro 2008 tussen Spanje en Italië. Ditmaal slagen er minder vluchtelingen in om de grens over te steken.
Deze nieuwe episode herinnert er ons dus aan dat zolang er Staten en grenzen bestaan, er geen enkele muur voldoende stevig zal zijn, hoe getechnologiseerd ook, om de woede en de hoop van de overheersten op zoek naar een beter leven te bedwingen. Er zullen altijd bossen en bergen zijn vanwaaruit de aanvallen tegen deze doodse wereld zullen vertrekken. Van de afgelegen woestijnen tot in het hart van de metropolen.

Een vaderlandloze

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License